Ga naar de inhoud
Home » Grammaticakaart Duits – Audio

Grammaticakaart Duits – Audio

Respecteer het copyright

Op de taalkaarten rust copyright. Het is niet toegestaan de kaarten te kopiëren, in te scannen of op welke andere wijze dan ook te vermenigvuldigen.

© Macco VOF

Naamvallen

Schema der-groep: d…, dies…, jen…, jed…, manch…, solch…, welch…, all

Mannelijk: der Vater, des Vaters, dem Vater, den Vater

Vrouwelijk: die Mutter, der Mutter, der Mutter, die Mutter

Onzijdig: das Kind, des Kindes, dem Kind, das Kind

Meervoud: die Kinder, der Kinder, den Kindern, die Kinder

Met bijvoeglijk naamwoord:

Mannelijk: der junge Vater, des jungen Vaters, dem jungen Vater, den jungen Vater

Vrouwelijk: die junge Mutter, der jungen Mutter, der jungen Mutter, die junge Mutter

Onzijdig: das junge Kind, des jungen Kindes, dem jungen Kind, das junge Kind

Meervoud: die jungen Kinder, der jungen Kinder, den jungen Kindern, die jungen Kinder

Schema ein-groep: ein…, kein…, mein…, dein…, sein…, ihr…, unser…, euer…, ihr …, Ihr

Mannelijk: mein Vater, meines Vaters, meinem Vater, meinen Vater

Vrouwelijk: meine Mutter, meiner Mutter, meiner Mutter, meine Mutter

Onzijdig: mein Kind, meines Kindes, meinem Kind, mein Kind

Meervoud: meine Kinder, meiner Kinder, meiner Kindern, meine Kinder

Met bijvoeglijk naamwoord:

Mannelijk: ein junger Vater, eines jungen Vaters, einem jungen Vater, einen jungen Vater

Vrouwelijk: einjunge Mutter, einer jungen Mutter, einer jungen Mutter, einjunge Mutter

Onzijdig: ein junges Kind, eines jungen Kindes, einem jungen Kind, ein junges Kind

Meervoud: meinjungen Kinder, meiner jungen Kinder, meinen jungen Kindern, meinjungen Kinder

Schema zonder aan het bijvoeglijk naamwoord voorafgaand bepalend woord

Mannelijk: roter Wein, roten Weines, rotem Wein, roten Wein

Vrouwelijk: kalte Milch, kalter Milch, kalter Milch, kalte Milch

Onzijdig: kaltes Wasser, kalten Wassers, kaltem Wasser, kaltes Wasser

Meervoud: junge Kinder, junger Kinder, jungen Kindern, junge Kinder

Vragend voornaamwoorden

Persoonlijk voornaamwoorden

Betrekkelijk voornaamwoorden

Welke naamval moet ik gebruiken?

Eerste naamval:

a. onderwerp, b. naamwoordelijk deel van het gezegde:

Tweede naamval:

a. bijvoeglijke bepaling met van:

b. na de voorzetsels:

Derde naamval:

a. meewerkend voorwerp:

b. werkwoorden met vaste 3e naamval:

c. na de voorzetsels:

d. als werkwoord + voorzetsel zich bevinden otijd uitdrukken:

Vierde naamval:

a. lijdend voorwerp

b. werkwoorden met vaste 4e naamval

c. na de voorzetsels

d. na de volgende werkwoorden met voorzetsel

e. als werkwoord + voorzetsel een richting uitdrukken

f. bij een tijdsbepaling zonder voorzetsel

Zelfstandig gebruikte bijvoeglijk naamwoorden

Voorzetsels met derde of vierde naamval:

an, auf, hinter, neben, in, unter, über, vor, zwischen

Samentrekking van het voorzetsel met het lidwoord

Linkerrij:

Rechterrij:

Trappen van vergelijking

Rijtje billig, billiger, billigst:

Rijtje alt, älter, ältest:

Rijtje gut, besser, best:

Overtreffend als bijwoord, am besten, …:

Voorbeeldzinnen:

Bijwoorden, voegwoorden, voorzetsels, …:

Linkerrij:

Rechterrij: