Ga naar de inhoud
Home » Grammaticakaart Frans – Audio

Grammaticakaart Frans – Audio

Respecteer het copyright

Op de taalkaarten rust copyright. Het is niet toegestaan de kaarten te kopiëren, in te scannen of op welke andere wijze dan ook te vermenigvuldigen.

© Macco VOF

Lidwoorden

Het onbepaald lidwoord

Het bepaald lidwoord

Samentrekkingen van voorzetsel en lidwoord

Het delend lidwoord

Bij een algemene betekenis: le, la, l’, les

De delend lidwoorden worden vervangen door de

Zelfstandig naamwoorden: Meervoudsvorming

Enkelvoud – meervoud

1 deel rijtje, t/m le travail – les travaux

2 deel rijtje, t/m l’œuf – les œufs

Altijd meervoud of andere betekenis

Bijvoeglijk naamwoorden: de vorm

Le couloir est étroit – …

Bijzondere gevallen voor het vrouwelijk: malade – malade, …

Bijzondere gevallen voor het vrouwelijk: bon – bonne, …

Bijzondere gevallen voor het vrouwelijk: faux – fausse, …

Bijzondere gevallen voor het vrouwelijk: doux – douce, …

Onregelmatige vormen

mooi – beau

nieuw – nouveau

oud – vieux

Bijvoeglijk naamwoorden: de plaats

Bijvoeglijk naamwoorden staan meestal achter het zelfstandig naamwoord: un homme sévère, …

Bijvoeglijk naamwoorden vóór het zelfstandig naamwoord

 

Bezittelijk voornaamwoorden

Bijvoeglijk gebruikt: mon frère, ta sœur, mes parents, …

mon, ton son i.p.v. ma, ta, sa voor klinker of stomme h

Zelfstandig gebruikt: ma voiture et ta voiture → ma voiture et la tienne

Zelfstandig gebruikt: le mien, la mienne, ….

Aanwijzend voornaamwoorden

Bijvoeglijk gebruik: ce livre, cet arbre, …

Bijvoeglijk gebruik: ce beau chien, ce bel arbre, …

Dít huis is duurder dan dát huis. – Cette maison-ci coûte plus cher que cette maison-là.

Zelfstandig gebruik: celui, ceux, celle, celles

Bijvoeglijk naamwoorden en bijwoorden

Een bijvoeglijk naamwoord hoort bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.

Een bijwoord hoort bij een ander zinsdeel:

Bijwoorden van tijd en plaats: souvent, parfois, …

Van bijvoeglijk naamwoord naar bijwoord

  1. Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een klinker, zet je er –ment achter

Rijtje faible – faiblement

Uitzonderingen: aveugle – aveuglément

  1. Als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op een medeklinker, zet je –ment achter de vorm voor vrouwelijk enkelvoud.

Rijtje heureux, heureuse – heureusement

Uitzonderingen: profond – profondément

  1. ant wordt –amment en –ent wordt –emment

Rijtje constant – constamment

Uitzonderingen: lent – lentement

De trappen van vergelijking

Als het bijvoeglijk naamwoord vóór het z.n. staat

Als het bijvoeglijk naamwoord achter het z.n. staat

goed, beter, best: slecht, slechter, slechtst

Bon mannelijk enkelvoud: bon, meilleur, le meilleur

Bon mannelijk meervoud: bons, meilleurs, les meilleurs

Bon vrouwelijk enkelvoud: bonne, meilleure, la meilleure

Bon vrouwelijk enkelvoud: bonnes, meilleures, les meilleures

Bijwoord: bien, mieux, le mieux

Mauvais mannelijk enkelvoud: mauvais, plus mauvais, le plus mauvais

Mauvais mannelijk meervoud: mauvais, plus mauvais, les plus mauvais

Mauvais vrouwelijk enkelvoud: mauvaise, plus mauvaise, la plus mauvaise

Mauvais vrouwelijk meervoud: mauvaises, plus mauvaises, les plus mauvaises

Bijwoord: mal, plus mal, le plus mal

Tout

Tout le village, toute la village, …

Tout cet argent, toutes ces femmes, …

Je sais tout., ….

Onpersoonlijke werkwoorden

Il y a, y a-t-il, …

Het weer, de tijd

falloir + heel werkwoord: devoir

falloir + zelfstandig naamwoord: avoir besoin de

Ontkenningen

ne + persoonsvorm + pas, rien

ne + gezegde + personne

Als onderwerp

Zonder werkwoord

Vragend voornaamwoorden

Qui a dit cela ?, …

Qu’est-ce qui cause ce bruit ?, …

Quel livre veux tu lire ?, …

Betrekkelijk voornaamwoorden

C’est une chose qui m’étonne., …

La chose dont je parle …  Celui dont je parle …

ce qui, ce que: wat, dat wat, hetgeen

Persoonlijk voornaamwoorden

Als onderwerp:

Als lijdend voorwerp:

Als meewerkend voorwerp:

Als wederkerend voornaamwoord:

Het beklemtoond persoonlijk vnw:

Gebruik van het beklemtoond persoonlijk vnw:

en, y

Il a peur de l’orage ? – Non, il n’en a pas peur. , …

Tu es allé(e) au cinéma ? – Non, je n’y suis pas allé(e). , …

De plaats van de persoonlijk voornaamwoorden als lijdend of meewerkend voorwerp

  1. Als er géén heel werkwoord in de zin staat, staan ze voor de persoonsvorm.
  2. Als er wel een heel werkwoord in de zin staat, staan ze voor dit hele werkwoord.
  3. FLEVEMORES-werkwoorden

De onderlinge volgorde  van meerdere persoonlijk voornaamwoorden

Le participe passé, het voltooid deelwoord

Elle est tombée. – Nous sommes venus, …

De drie soorten zinnen

Wederkerende werkwoorden

je me suis lavé(e)

je me suis lavé les mains

L’impératif: de gebiedende wijs

Tu restes ici → Reste ici !

Voorbeeld gebiedende wijs bij een wederkerend werkwoord:

Voorbeelden bij een niet-wederkerend werkwoord:

Let op bij aller:

Le présent (o.t.t.)

L’imparfait (o.v.t.)

Le passé composé (v.t.t.)

Le passé simple (o.v.t.)

Le futur (o.t.t.t.)

Le conditionnel (o.v.t.t.)

De nabije toekomst

Het recente verleden

Le subjonctif (o.t.t aanvoegende wijs)

De subjonctif wordt gebruikt als de bijzin begint met que en 2. in de hoofdzin wordt uitgedrukt:

De subjonctif wordt ook gebruikt na de volgende voegwoorden:

Géén subjonctif na de voegwoorden:

Le participe présent, het tegenwoordig deelwoord

Vorming: stam + ant

Voorbeeldzinnen

Le gérondif, en + participe présent

Vorming

Voorbeeldzinnen